|  
         Voorbeelden 
          Ter 
          inspiratie en vermaak 
           
          Hieronder 
          volgen in willekeurige volgorde enkele voorbeelden. Scroll langs light 
          rail in Nottingham (UK), Valencia (ES), Rome (IT), Saarbrücken 
          (DE), Tokyo (JP), Zwickau (DE), Salt Lake City (UT, VS) en Kiev (RU). 
          
          Foto: (C) Light Rail Atlas/Rob van der 
          Bijl 
          Nottingham, stadscentrum, 27 mei 2004 
          
          NET - Nottingham Express Transit 
        De 
          nieuwe tramlijn van Nottingham (UK) - Nottingham Express Transit 
          lijn 1 - is 8 maart geopend (2004). Het heeft 16 jaar plannen en ruim 
          drie jaar bouwen gekost om deze door Grenoble geïnspireerde tramlijn 
          te realiseren. NET is een state-of-the-art tram-systeem, dat nu al succesvol 
          is. De tram loopt van Hucknall, via Bulwell en Hyson Green naar het 
          stadscentrum, en eindigt bij het station van Nottingham. Er is ook nog 
          een zijlijn die naar Phoenix Park loopt (vlakbij de snelweg M1, afslag 
          26). NET is een geïntegreerd systeem. 
        16 
          beelden 
           
          NET 
          bezit alle kenmerken van light rail. Deze 16 beelden bewijzen dat Light 
          Rail een kwalitatief hoogwaardige, en een flexibele technologie is. 
          De foto's tonen light rail die de stad en de regio met elkaar verbindt, 
          in de vorm van een spoorweg op viaduct, een klassieke tram in de straat, 
          en een enkelsporige raillijn. De haltes zijn druk, en de bussen 'linken' 
          met de trams. Aan de tramlijn liggen 23 haltes met vijf P&R's (Hucknall, 
          Moor Bridge, Phoenix Park, Wilkinson Street en The Forest). In het stadscentrum 
          zijn er de haltes Royal Centre (voor het Theatre Royal, Royal Concert 
          Hall en The Cornerhouse), Old Market Square, in het hart van Nottingham 
          en Lace Market, voor het National Ice Centre en Hockley. 
             
             
             
             
          Alle foto's: (C) Light Rail Atlas/Rob van der Bijl 
          Nottingham, 27-28 mei 2004 
          
          Valencia Deze stad en zijn regio aan de 
          oostkust van Spanje bezitten momenteel een eigentijds en doelmatig light 
          rail-netwerk. Het huidige net is gebaseerd op het voormalige net van 
          regionale tramlijnen, aangevuld met enkele stadstramlijnen. 
         
            
          Foto: (C) Carlos Pérez Arnau (carlos@studio3.es) 
        De 
          regionale lijnen zijn de laatste jaren gemoderniseerd. De zuidelijke 
          lijn is eind jaren 80 via een tunnel onder de binnenstad kortgesloten 
          met een vergelijkbare lijn uit het noorden (lijn 1, voorheen ook lijn 
          2). Er is een tweede noordelijke lijn opnieuw geactiveerd, en via een 
          nieuw tracé, ondergronds de stad ingeleid (lijn 3); via ondermeer delen 
          van lijn 1 wordt verder gereden in zuidelijke en zuidwestelijke richting. 
          Meerdere lijnen zijn inmiddels, of worden nog aan het netwerk toegevoegd. 
          
          Kaart: Valencia (C) Light Rail Atlas, Amsterdam 2000 
           
        Het 
          materiaal van de eerste generatie op deze regionale light rail-lijnen 
          is gebaseerd op het materieel van in 1983 geopende sneltramlijnen in 
          Nederland, namelijk tussen de oude Domstad Utrecht en de nieuwe satellietsteden 
          Nieuwegein en IJsselstein. Het vergelijkbare materieel voor Valencia 
          is gebouwd door CAF in Madrid.  
         
           
            
          Foto: (C) j.jimenez@vitalicio.es 
         
          In de stad zelf loopt sinds enige jaren een moderne stadstramlijn. Deze 
          lijn 4 loopt voor een deel langs het tracé van een oude stadstramlijn. 
          In 1999 is de lijn in westelijke richting verlengd (naar Burjassot). 
         
            
          Foto: (C) Carlos Pérez Arnau (carlos@studio3.es) 
        Deze 
          tramlijn is de eerste van zijn soort in Spanje. In buurland Frankrijk 
          zijn dit soort nieuwe tramlijnen inmiddels een vertrouwde verschijning 
          in de stad. De formule is ijzersterk: het openbaar vervoer wordt verbeterd 
          door comfortabele lagevloertrams door de opnieuw ingerichte openbare 
          ruimte van de binnenstad te leiden. 
          
          Rome Sinds maart 1998 rijden er weer trams 
          van ATAC (Azienda Trasporti di Rome) in het historische centrum van 
          Rome. Een nieuwe lijn 8 verbindt het zuidwesten van de stad, via een 
          deels nieuw traject langs Trastevere, met Largo di Torre. In 2001 zou 
          de lijn verder door het centrum naar station Termini doorgetrokken moeten 
          worden. 
          
          Foto (C) Light Rail Atlas, groene lagevloertram in historisch 
          centrum van Rome, 10 augustus 1999  
        Lijn 
          8 vertegenwoordigt het eerste Light Rail-project in Italië dat 
          is gefinancierd op basis van de 'wet 211'. 
           
          
          Foto (C) Light Rail Atlas, het nieuwe 
          eindpunt Largo di Torre, 10 augustus 1999 
         
          Voorjaar 1999 is nieuw 100% lagevloer-materieel in gebruik genomen. 
          De fraaie trams zijn verrassend genoeg geschilderd in de historische 
          groene kleuren. Ze zijn gebouwd door Fiat Ferroviaria en worden ook 
          wel aangeduid als 'jumbotrams'. Dezelfde firma levert eind 2000 ook 
          een, geheel afwijkende vervolgserie.  
         
           
          
          Saarbrücken   
           
          Alle foto's Saarbrücken: (C) Light Rail Atlas / Rob van der Bijl, 
          augustus-december 1999 
         
          Sinds eind oktober 1997 rijdt in Saarbrücken (Duitsland) weer 
          een tram (de oude verdween in 1967). Door de binnenstad is een nieuw 
          traject aangelegd, dat uiteindelijk eindigt in Brebach en vervolgens 
          door het dal van de Saar verder gaat naar de Franse grensstad Sarreguemines 
          (Saargemund). Dit tweede trajectdeel loopt vanaf de buitenkant 
          van de stad echter op het hoofdspoor van de Deutsche Bahn. Zo is het 
          mogelijk gebleken om betrekkeijk snel en goedkoop de eerste lijn te 
          openen van een toekomstig regionaal netwerk, waarop trams (gebouwd door 
          Bombardier) dienst doen die geschikt zijn om zowel op straat tussen 
          het gewone verkeer te rijden, als op de spoorweg tussen de zware treinen 
          van de DB. 
          
          Zicht vanuit Light Rail Atlas' tijdelijke 
          kantoor in Saarbrücken, 20 augustus 1999  
        Na 
          enkele kinderziektes draait het nieuwe bedrijf goed. Er is een substantiële 
          toename van het aantal reizigers. Met name het traject door de binnenstad 
          is buitengewoon succesvol. Dat komt zeker ook doordat daar de lijn de 
          ruggegraat vormt van het locale openbaar vervoer; de bussen dienen overwegend 
          als 'feeders' (vergelijkbaar met bijvoorbeeld de situatie in Strasbourg). 
          Later is de lijn aan westelijke zijde over een kort stuk verlengd naar 
          Cottbuserplatz, de aanzet tot een verlenging via een nieuw traject in 
          de bebouwde kom naar Riegelsberg, en uieindelijk via DB-spoor (symbolisch 
          overgenomen voor 1 mark) naar Lebach. 
          In de zomer van 1999 heeft een tijdelijk lijn 2 naar de Messe gereden, 
          via een tweede aansluiting op het DB-spoor nabij Cottbuserplatz. Deze 
          (tijdelijke) lijn illustreert hoe straks relatief gemakkelijk het netwerk 
          van Saarbrücken de regio in kan worden getrokken. Aldus vormt dit 
          bedrijf met Karsruhe nu al een succesvol duo-systeem.  
          
           
          KAART: (C) Light Rail Atlas, november 1999 
        Het 
          nieuwe systeem van Saarbrücken is buitengewoon leerzaam voor vergelijkbare 
          situaties in Nederland, met name waar het gaat om gemeenschappelijk 
          gebruik van NS-hoofdspoor. Om er een paar te noemen: Den Haag - Leiden 
          - Alphen/Katwijk, Maastricht - Heerlen, Groningen - Assen en Haarlem 
          - Zandvoort. Het belang van Saarbrücken rechtvaardigt meer dan 
          nodig het volgende, zeer uitgebreide citaat van onze Duitse bron. 
          Er is hier geciteerd uit het artikel 'Mehrsystemkonzepte der Schienenbahnen 
          in Europa' van Martin Karr (Universiteit van Karlsruhe (TH), 1998). 
          Overigens: in Duitsland is 'EBO' de aanduiding voor de veiligheidsnormen 
          van spoorwegmaterieel en 'BOStrab' voor trammaterieel. 
        Der 
          Betrieb in Saarbrücken startete im Oktober 1997. Die einstige Straßenbahn 
          (Meterspur) war bereits 1967 aufgelassen worden. Die Entscheidung, eine 
          Stadtbahn unter Mitbenutzung von DB-Strecken neu aufzubauen, wurde aufgrund 
          einer Untersuchung im Jahre 1991 getroffen. Vorbild dazu war das "Karlsruher 
          Modell".  
          Der große Vorteil in Saarbrücken war die Einführung eines komplett neuen 
          Systems. Man brauchte also auf evtl. vorhandene Restriktionen bestehender 
          Anlagen und Fahrzeuge keine Rücksicht zu nehmen und konnte frei planen. 
          Dieser Vorteil hatte aber zugleich den Nachteil, daß kein Know-how in 
          Sachen Schienenverkehr bei den örtlichen Verkehrsbetrieben vorhanden 
          war und man anfänglich auf Planungsfirmen angewiesen war. 
          Anfangs war dann auch die Verkehrs-Consult Karlsruhe GmbH VCK (heute: 
          Transport Technologie Consult Karlsruhe TTK, eine Tochter der VBK) mit 
          an den Planungen beteiligt. Federführend jedoch war die Rail Consult 
          Köln GmbH (RC), die ihre Kölner Erfahrungen mit einbrachte.  
          
          Foto (C) Light Rail Atlas, het tijdelijk eindpunt Cottbuserplatz, 
          20 augustus 1999 
        Die 
          Errichtung des Saarbrückener Systems soll in mehreren Ausbauschritten 
          verwirklicht werden. Der jetzt in Betrieb befindliche Teil Saarbrücken-Sarreguemins 
          (Saargemünd in Frankreich) ist der südliche Teil einer Nord-Süd Durchmesserlinie. 
          Prinzipiell entspricht es dem Karlsruher Mischbetrieb (also Betrieb 
          nach EBO und BOStrab); dennoch sind einige Unterschiede zu verzeichnen: 
          In der Wahl des Radprofils war man ungebunden und entschloß sich naheliegender 
          Weise für das Profil C (EBO-Profil). Besondere Überlegungen zum Verkehren 
          auf DB-Strecken waren daher aus spurfürungstechnischer Sicht erst gar 
          nicht anzustellen.  
          Im BOStrab Bereich ist die Stadtbahn ausschließlich auf besonderem Bahnkörper 
          trassiert. Dieser ist gegenüber den benachbarten Verkehrsflächen (Fahrbahn, 
          Fußweg...) um 8 cm erhöht und geschlossen ausgeführt (Einpflasterung). 
          In Ausnahmefällen kann er also über- und befahren werden. Wegen des 
          besonderen Bahnköpers ist es hier auch problemlos möglich eine Rillenschiene 
          mit breiter Rillenweite von 60 mm zu verwenden. 
          
          Foto (C) Light Rail Atlas, aansluiting op het hoofdspoor 
          nabij Cottbuserplatz, 21 augustus 1999 
        Für 
          das EBO-Profil mit seinem breiten Spurkranz ist dies –auch in Kurven- 
          ausreichend breit. Für die Trassierung der BOStrab Strecke wurde zunächst 
          von den Fahrzeugmaßen des Stadtbahnwagens "Typ B" ausgegangen. Der Gleismittenabstand 
          beträgt 3050 mm, bei Mittelmasten für die Fahrleitung 3500 mm. Die zweigleisige 
          EBO-Strecke (Kursbuchnummer 684) führt über die deutsch-französische 
          Grenze nach Saargemünd. Der französische Bahnhof liegt ca. 1 km hinter 
          der Grenze, wobei dieser Abschnitt nur eingleisig ist. Das deutsche 
          Stromsystem reicht bis dorthin, wobei nur Gleis 1 über eine Fahrleitung 
          verfügt. Der weitere Verlauf der Strecke (auf französicher Seite) ist 
          nicht elektrifiziert. Der Betrieb auf diesem 1 km wird mit einer besonderen 
          Genehmigung der SNCF durchgeführt.  
          Die Systemwechselstelle liegt zwischen der Haltestelle Hallberg/Römerkastell 
          und dem Bahnhof Brebach auf der Verbindungsrampe zu den DB-Gleisen. 
          Das Umschalten geschieht innerhalb des 80 m langen spannungslosen (und 
          bahngeerdeten) Abschnitts automatisch. Die Fahrzeug sind wieder mit 
          doppelten Systemen ausgerüstet. 
          Für EBO-Betrieb auf der DB-Strecke mit Indusi, Sifa und Zugbahnfunk. 
          Im BOStrab Betrieb wird auf Sicht gefahren. Die Weichenstellungen werden 
          über ZUB-Datentelegramme (Zugbeeinflussung) gesteuert. Die Anforderungen 
          für LSA-Phasen erfolgt vom RBL (Rechnergestüztes Betriebsleitsystem), 
          das ein Ortungssystem beinhaltet, per Funktelegramm. Der Funkverkehr 
          wird mit einem vom Zugbahnfunk unabhängigen Gerät abgewickelt. 
           
          
          Foto (C) Light Rail Atlas, Saarbahn in binnenstad, 21 
          augustus 1999 
        Die 
          Fahrzeuge für die Stadtbahn Saarbrücken wurden von Bombardier Eurorail 
          entwickelt und gebaut. Sie sind auf Grundlage des für Köln gebauten 
          K4000 entwickelt worden. Sie besitzen eine Zulassung für EBO-Strecken 
          gemäß den LNT Richtlinien. Die Rahmensteifigkeit der Fahrzeuge ist max. 
          600 kN; sie sind so freizügig im DB-Netz einsetzbar. Die Zuglänge bei 
          Doppeltraktion beträgt 74,94 m und nützt die zulässige Länge der BOStrab 
          von 75 m optimal aus.  
          Die Abstimmung der Fußbodenhöhe im Einstiegsbereich mit der Höhe der 
          Bahnsteige kann man als besonders gelungen bezeichnen. Die Fußbodenhöhe 
          (über SO) beträgt 400 mm; die Höhe der Bahnsteige im BOStrab Bereich 
          liegt bei 350 mm. Der Spalt zwischen Bahnsteigkante und Fahrzeug ist 
          minimal. Die Bahnsteige sind vom angrenzenden Niveau der Verkehrsflächen 
          über Rampen mit einer max. Steigung von 6 % zu erreichen. Im EBO-Bereich 
          haben die Bahnsteige eine Höhe von 380 mm. Allerdings ist der Abstand 
          Fahrzeug-Bahnsteigkante aufgrund der Fahrzeugbreite von 2650 mm und 
          den EBO-Lichtraumbestimmungen ca. 275 mm breit. Daher kommt hier eine 
          schwenkbare Trittstufe zum Einsatz, die mit einer Breite von 200 mm 
          den Spalt auf 75 mm reduziert. Die Ansteuerung wird vom Fahrer entsprechend 
          des Bahnsteigtyps voreingestellt. 
          Derzeit wird vom saarländischen Ministerium für Umwelt, Energie und 
          Verkehr die Entwicklung eines Drei-System-Fahrzeugs angeregt, welches 
          auch mit Spannungen von 25 kV 50 Hz Wechselstrom oder mit Hybridantrieb 
          (Diesel- oder gaselektrisch) betrieben werden kann. Im Rahmen des THERMIE-Programms 
          der EU soll dazu ein Forschungs- und Entwicklungsvorhaben gestartet 
          werden. Für den Einsatz in Frankreich und in Luxemburg würden sich dann 
          neue Einsatzmöglichkeiten ergeben. 
           
          
          Foto (C) Light Rail Atlas, Saarbahn in Brebach , 21 augustus 
          1999 
           
          
          
          Tokyo   
        Kyuko 
          Dentetsu Light Rail in Japan in de vorm van tram is 
          van beperkte betekenis. Alleen Hiroshima heeft een wat groter stadstramnet. 
          De oude 'interurbans' in Japan daarentegen zijn nog steeds belangrijk 
          en in veel gevallen uitgegroeid tot belangrijke stedelijk-regionale 
          spoorwegen. 
          
          Foto: (C) Light Rail Atlas/AUTUMN, oktober 
          2002 
        Een 
          voorbeeld van zo'n stedelijk spoorwegstelsel is de 'Tokyo Kyuko Dentetsu', 
          letterlijk vertaald de 'Tokyo Electrische Express Spoorweg'. Kyuko Dentetsu 
          is een van de grotere private stadsspoorweg-maatschappijen in Japan. 
          Het netwerk in Tokyo omvat zeven spoorlijnen en een tramlijn (Setagaya-sen), 
          met een totale lengte van ruim 100 kilometer. Er worden 2.6 miljoen 
          passagiers per dag vervoerd. 
          De regio van Tokyo is de afgelopen jaren sterk verstedelijkt. De suburbanisatie 
          heeft groteske vormen aangenomen. Langs de lijnen van Kyuko Dentetsu 
          zijn de afgelopen jaren dan ook veel woningen, winkelcentra en recreatiegebieden 
          ontwikkeld. Deze lijnen illustreren aldus de structurerende werking 
          van Light Rail. De aanvankelijk regionale tramlijnen hebben de richting 
          en de structuur van de verstedelijking bepaald. Met de toename van die 
          verstedelijking worden ze vervolgens omgezet in voorstadsspoorweg, metro 
          of tussenvorm daarvan. De oude tracés blijven deels gehandhaafd, 
          maar vaak ook verlegd, bijvoorbeeld naar de achterkant van de bebouwing. 
          Infrastructuur en stedebouw vormen zo twee kanten van dezelfde medaille. 
          
            
          Kaart: (C) Light Rail Atlas/Kyuko Dentetsu, juni 2003 
          De Setagaya-lijn is in blauw aangegeven. 
          De kaart vormt een uitsnede van het netwerk tussen Tokyo en Yokohama 
        Setagaya-sen 
          In de westelijke buitenwijken van Tokyo loopt de Setagaya-tramlijn 
          op een geheel eigen baan. De ruim vijf kilometer lange lijn was ooit 
          geïntegreerd in het stadstramnet van Tokyo, maar heeft nu duidelijk 
          Light Rail-karakteristieken. Nieuw materieel heeft sinds 2000 de oude 
          groene trams vervangen. In dezelfde periode zijn alle perrons verhoogd, 
          zodat een gelijkvloerse instap mogelijk is. De lijn is fysiek, maar 
          ook qua tarief niet geïntegreerd in het systeem van Tokyo. Van 
          de tram maken per dag 53.000 passagiers gebruik (2000). 
          
          Foto: (C) Light Rail Atlas/AUTUMN, oktober 2002 
          Het nieuwe materieel is per wagen uitgevoerd in verschillende kleuren. 
        Een 
          privé bedrijf zoals Tokyo Kyuko Dentetsu kan niet rekenen op 
          subsidie en probeert daarom behalve uit vervoer ook uit andere activiteiten 
          opbrengsten te genereren. Dat is de reden dat door dit soort bedrijven 
          actief 'grondpolitiek' wordt gevoerd. Met name rond stations en vervoersknooppunten 
          wordt vastgoed ontwikkeld. Het mes snijdt zo aan twee kanten: het uitbaten 
          van vastgoed, met name in de vorm van voorzieningen, levert geld op, 
          maar trekt ook extra klanten aan om te vervoeren. 
          
          Foto's: (C) Light Rail Atlas/Manuel López, 
          september 1998 
        Een 
          paar plaatjes laten de oude Setagaya-trams aan het werk zien. Wagens 
          75 en 76 staan aan het eindpunt van het Sangenjaya station. "Schiet 
          op!", schreeuwt een meisje, maar de bestuurder van wagen 75 
          met zijn witte handschoenen is nog steeds bezig. Deze groene wagens, 
          representatief voor het klassieke tramtype in Japan, zijn rond 2000-2001 
          vervangen. 
        Sobu-Nagareyama 
          Dentetsu K.K. Behalve het netwerk van de Kyuko Dentetsu bestaan 
          in de regio van Tokyo nog veel meer spoorlijnen met tramhistorie. Een 
          voorbeeld is de Sobu-Nagareyama Dentetsu K.K. aan de oostelijke rand 
          van de Tokyose metropool. Ooit was dit een smalspoor stoomtrein, die 
          uiteindelijk werd omgezet in een elektrische, landelijke tramlijn. Nu 
          is de lijn (12.8 km.) een integraal onderdeel van Tokyo's regionale 
          spoorwegnet. 
          
          Foto's: (C) Light Rail Atlas/Manuel López, 
          september 1998 
        De 
          foto's tonen tweedehands treinen van de Seibu 'interurban'. Manuel López 
          van Light Rail Atlas vraagt zich af of er iemand van dit stille Light 
          Rail-systeem gebruik wil maken. 
          
          Arakawa (Tokyo)  
          
          Foto: (C) Light Rail Atlas/Manuel López, september 
          1998 
        De 
          stad Tokyo bezit slechts één tramlijn. Deze 'Arakawa'-lijn 
          wordt geëxploiteerd door het gemeentelijk vervoerbedrijf, Tokyo-to 
          Kotsu-kyoku, kortweg 'Toei'. Een deel van de tramvloot bestaat uit in 
          1977 gemoderniseerde exemplaren. Wagen 7031 is daarvan een voorbeeld, 
          hier op straat aan het werk te zien, gade geslagen door honderden vogels. 
           
          
           
          De Arakawa-lijn weergegeven op schaal (boven) en op de 
          ondergrond van TRTA's metrokaart 
           
             
           
            
          Kaarten/foto: Light Rail Atlas/Kuri/TRTA 
        De 
          gemeentelijke tramlijn is ruim 12 kilometer lang en ligt op eigen baan, 
          maar heeft ook nog veel straattrajecten. Alle perrons zijn hoog. Ooit 
          bezat Tokyo een uitgebreid tramnet, maar in 1967 werd besloten om de 
          metro-bouw te versnellen en de tram op te heffen of te integreren in 
          nieuwe metro- en voorstadstrajecten. In de jaren 80 zijn nieuwe trams 
          van de Japanse firma Alna Koki op de Arakawa-lijn in dienst gesteld. 
          
          Foto's: (C) Light Rail Atlas/Manuel López, 
          september 1998 
        De 
          afbeeldingen bieden impressies van de oostelijk eindpunt-situatie. Wagen 
          7505 maakt vaart, wanneer 7005 uitrust in het eindpunt-gebouw. De andere 
          twee foto's laten wagen 7031 aan het werk zien op het eerste straattraject. 
          
          Tokyo Metro 
           
          Tokyo is een zeer complexe metropool, die wordt gedragen door een evenzeer 
          complex, samengesteld stelsel van metrolijnen. Het stadsnet wordt geëxploiteerd 
          door twee maatschappijen. De eerste en oudste exploitant (1927) is de 
          'Eidan Ondergrondse', kort 'Eidan', ook wel aangeduid als 'Teito', in 
          het Engels afgekort als TRTA, Teito Rapid Transit Authority. In april 
          2004 is de Eidan-metro omgedoopt in 'Tokyo Metro'. En de tweede exploitant 
          is het gemeentelijk vervoerbedrijf van Tokyo, Tokyo-to Kotsu-kyoku, 
          kortweg 'Toei'. 
          De metro is een middel om zich in Tokyo te oriënteren. De metronetkaart 
          biedt ondanks haar ingewikkeldheid een houvast. Belangrijke metroknooppunten 
          zijn ook belangrijke plekken in de stad, zoals Otemachi dat bekend staat 
          om de concentratie aldaar van bankgebouwen. Of Ueno, waar het park ligt 
          met dezelfde naam, een soort stadstuin die een fraai uitzicht biedt 
          op de wijk Asakusa. En niet vergeten Shinjuku, het nieuwe hoogbouw-centrum 
          aan de westkant van de stad waar vele metro- en spoorlijnen samenkomen. 
          Het is 'the place to be'. Dagelijks drommen er miljoenen mensen in de 
          straten. Shinjuku bezit het drukste spoorwegstation ter wereld. Er staan 
          ook de twee kantoortorens van het stedelijk bestuur: Tokyo Tochò. 
          Shinjuku wordt onder andere aangedaan door de ringlijn, O-edo, de twaalfde 
          metrolijn, die in 2000 is geopend. Een paar kilometer richting binnenstad 
          komt O-edo langs het station van Iidabashi, dat zoveel wil zeggen als 
          'de brug van het rijstveld en van een maaltijd'. Metrostations in Tokyo 
          hebben veelal tot de verbeelding sprekende namen. Die namen op de metrokaart 
          helpen de stad te leren kennen. In Kuramae kan worden overgestapt van 
          de ringlijn op de Asakusa-lijn. Twee haltes verder ligt het station 
          Asakusa, oftewel 'het lage gras'. Of rij met de Nanboku-lijn naar station 
          Sendagi: 'de boom van duizend lasten', bepaald geen naam om te vergeten. 
           
          De ontwikkeling van het metronet weerspiegelt deels ook de ongestructureerde 
          expansie van de metropool Tokyo. Stedebouw in Japan is geen publieke 
          zaak. Infrastructuur en openbare ruimte zijn overwegend het gevolg van 
          een reeks op zich zelf staande ontwikkelingen. Er ontbreekt een overkoepelende 
          ruimtelijke planologie. Elk stuk stad is net weer even anders. Het metronet 
          is navenant divers. Er zijn private en publieke lijnen, oude en nieuwe. 
          Sommige lijnen zijn doorgekoppeld met voorstadslijnen waarop doorgaande 
          lijnen van andere exploitanten kunnen rijden. En qua technische variatie 
          is het netwerk van Tokyo uniek. Spoorbreedtes, materieeltypes, exploitatie- 
          en beveiligsystemen komen voor in alle soorten en maten. Klassieke metro, 
          reguliere trein, monorail, tram of peoplemover, het is allemaal in Tokyo 
          te vinden. 
          Op de zuidwestelijke tak van de Marunouchi-lijn naar Hònanchó 
          heet het op een na laatste station 'Nakanofujimicó', hetgeen 
          betekent 'de wijk in de velden van waaruit men de berg Fuji ziet'. Vanaf 
          daar is de Fuji nog mooier dan hij eigenlijk al is. 
          
          Enoden 
          
          Foto: (C) Light Rail Atlas/TERRA, Enoshima, 
          4 mei 2002 
        Aan 
          de zuidkant van de stedelijke regio Tokyo-Yokohama, op ruim 50 kilometer 
          afstand van de stad Tokyo, verbindt de Enoden Light Rail-lijn de plaatsen 
          Kamakura en Fujisawa met elkaar. Halfweg loopt de Enoden door de hoofdstraat 
          van Enoshima. Mede hierdoor staat deze lichte spoorweg in Japan bekend 
          als tramlijn. 
          
        De 
          stad Kamakura aan de oostkant van de Enoden-lijn is bekend van het Grote 
          Boedha Beeld, op enkele minuten lopen gelegen van de vijfde halte in 
          Kamakura (zie kaart). In Fujisawa begint de lijn op het dak van Enoden-warenhuis. 
          Fujisawa is via Yokohama aangesloten op het regionale treinsysteem van 
          Tokyo. Vanaf Enoshima loopt tevens een monorail naat het station van 
          Ofuna.  
          
          Foto's: (C) Light Rail Atlas/TERRA, 11 
          januari 2003 & 4 mei 2002 
        Enoden 
          loopt voor een groot deel langs de kust, met prachtig uitzicht op de 
          oceaan. In de verte ligt het schiereiland Miura. De lijn is enkelsporig, 
          heeft overal hoge perrons en wordt geëxploiteerd met relatief zwaar 
          materieel in verschillende uitvoeringen, zowel qua type, vorm en kleurstelling, 
          als qua bouwjaar (1927-1997). 
          
          Zwickau 
          
          
         
          In het oostelijk deel van Duitsland gelegen Zwickau rijden tram (GT6M, 
          AEG; KT4D, CKD TRAKCE) en trein (RegioSprinter, DUEWAG) samen over een 
          nieuw tracé in de binnenstad. Zo worden twee werelden verenigd: namelijk 
          die van de tram-gebaseerde Light Rail en die van de lichte spoorwegen, 
          ook wel aangeduid als Light Railways. 
          De RegioSprinters van de Vogtlandbaan (regionaal netwerk op spoor van 
          DB) zijn te gast op het stadstramnet. De RegioSprinters zijn daarom 
          aangepast aan de eisen die in Duistland aan trams gesteld worden, de 
          zogenaamde 'BOStrab-Einrichtungen'. 
         
           
            
         
          Het hoofdstation van Zwickau (S) ligt excentrisch ten opzichte van het 
          centrum (C). De Vogtlandbaan rijdt via een nieuwe route om de zuidkant 
          van de stad over een nieuw tracé naar het noorden, dat wil zeggen 
          naar het centrum. Dit laatste deel vormt een corridor waar ook de stadstram 
          rijdt op zijn eveneens nieuwe route in zuidelijke richting. 
          De corridor bestaat uit twee sporen in de middenberm van de weg. Elk 
          spoor is drierailig uitgevoerd in verband met de verschillende spoorbreedte 
          van tram en trein. 
           
          
          
          Salt Lake City   
        Het 
          systeem van Salt Lake City is al kort na de opening vergroot. Een tak 
          van de hoofdlijn - 
          van Union Pacific naar de universiteit - is in december 2001 geopend. 
          De universiteitslijn biedt een directe verbinding tussen de campus en 
          de binnenstad. Zo kunnen studenten naar school zonder dat ze een parkeerplaats 
          nodig hebben. De universiteit wil de lijn graag verlengd zien naar het 
          Academisch Medisch Centrum en de hoger gelegen campus. 
          De universiteits-Light Rail betekent een substantiële verbetering 
          van toegankelijkheid binnen de '400 South'-corridor van diverse voorzieningen 
          op het gebied van onderwijs, medische zorg en woningbouw. De aanlegkosten 
          van de 4 kilomer lange universiteitslijn bedragen '$105.8 million'. 
           
        De 
          universiteitslijn heeft gedurende de Olympische Spelen een belangrijke 
          rol gespeeld in het openbaar vervoer van Salt Lake City voor het Dorp 
          en andere voorzieningen van de Spelen. 
           
          
          Foto: met dank aan John Williamson, juli 2000 
        De 
          'Utah Transit Authority (UTA)' heeft eind jaren 90 een 24 kilometer 
          lange Light Rail-verbinding gerealiseerd van Salt Lake City's binnenstad 
          via een corridor langs de autosnelweg 'I-15' naar de buitenwijken in 
          het zuiden (Sandy). Deze eerste lijn is geopend op 6 december 1999. 
          De eerste drie kilometer is de lijn aangelegd als tram in de straat, 
          daarna wordt een oud spoorwegtracé gebruikt.  
          Alhoewel de lijn berekend was om 14.000 passagiers per werkdag te vervoeren, 
          is reeds in 2001 gebleken dat 26.000 passagiers gebruik maken van de 
          nieuwe Light Rail-voorziening, 3000 meer dan het aanvankelijke streefcijfer 
          voor 2010! 
          In eerste instantie zijn voor de dienst 21 sneltrams gebruikt, gefabriceerd 
          door Siemens. Begin 2002 zijn voertuigen van andere Amerikaanse steden 
          overgenomen, niet alleen om de nieuwe universiteitslijn te bedienen, 
          maar ook om tegemoet te kunnen komen aan de stijgende vervoervraag. 
          
        Het 
          project van de eerste lijn heeft onderdeel uitgemaakt van een totaal-verbeteringspakket 
          van de 'Interstate 15'-corridor. 
           
        
        Kaart: 
          UTA 
        Terugblik 
          op de aanleg... 
         
            
          Foto: (C) 
          Light Rail Atlas/Rob van der Bijl 
          Salt Lake City, zomer 1998 
        Light 
          Rail Atlas heeft gedurende de zomer van 1998 de aanlegwerkzaamheden 
          bekeken. Bijvoorbeeld de 'Mainstreet'-sectie, inclusief de perrons en 
          rolstolhelling, en... 
           
           
         
            
          Foto: (C) 
          Light Rail Atlas/Rob van der Bijl 
          Salt Lake City, zomer 1998 
        ...bovendien 
          kennis genomen van het einde van het straattraject, vlak voor het begin 
          van het tracé van de voormalige 'Union Pacific'-spoorweg.  
          
          
          Kiev 
          Slecht 
          nieuws uit Kiev, want op 
          9 juni 2004 is een groot deel van het tramnet van Kiev plotseling gesloten 
          (van het Plein van de Grote Patriotische Oorlog tot het Leninplein, 
          de lijnen 21, 27, 31). Het besluit tot opheffen is door de burgemeester 
          van de stad genomen, zonder verdere informatie aan het publiek. Nadat 
          om 8 uur 's-avonds de laatste tram over de Patonbrug was gereden, is 
          men meteen met de opbraak begonnen. Het net bestaat nu uit twee, door 
          de rivier gescheiden delen. De toekomst ziet er somber uit. Met name 
          het net aan de binnenstadszijde lijkt geen lang leven meer gegund, met 
          uitzondering van de twee sneltramlijnen. 
          
          Nieuwe 
          metro, oude trolleybus en nieuwe bustaxi's 
          Foto: (C) Light Rail Atlas/Rob van der Bijl; Kiev, 12 augustus 2001 
        Met 
          veel trambedrijven in de voormalige Sovjet-Unie gaat het niet goed. 
          Er is doorgaans weinig tot geen geld beschikbaar voor onderhoud en nieuwe 
          investeringen. In veel steden beconcurreren bustaxi's de tramlijnen. 
          Zo wordt in Kiev bijna elke tramlijn parallel vergezeld door een private 
          bustaxi-dienst. Toen in 2001 de directeur van het OV-bedrijf in Vladivostok 
          aan eenzelfde praktijk een eind wilde maken, is zij prompt door de plaatselijke 
          mafia-uitbater van de taxidienst vermoord. 
          Kiev heeft al enige tijd plannen voor een geheel nieuwe Light Rail-lijn 
          van de noordoostelijke wijk Vatutinsky naar het centrum. De bouw is 
          echter minstens twee jaar uitgesteld, omdat het geld is uitgeven aan 
          een nieuw nationaal monument in het centrum van de stad. Recenter is 
          een plan om een groot deel van het tramnet op te doeken. 
          In Kiev is eind 2001 na jaren vertraging een verlenging van de metrolijn 
          gereedgekomen. In Novosibirsk (Rusland) en Tashkent (Uzbekistan) zijn 
          een jaar later eveneens metroverlengingen geopend. 
          In de binnenstad van St.Petersburg zijn enkele tramtrajecten opgeheven; 
          een deel van de noordelijke metrolijn staat nog steeds onder water. 
          Ook in andere steden zijn tramtrajecten gesneuveld. 
          Er zijn ook lichtpuntjes. Moskou moderniseert het tramnet en voert nieuw 
          materieel in (KTM19). In sommige steden komen binnenkort nieuwe Tatra-trams 
          op de baan, bijvoorbeeld in Dnepropetrovsk (Oekraïne) en Tashkent. 
          In Moskou zijn forse uitbreidingen voorzien van het metronet. In de 
          periferie van deze stad zijn bovendien nieuwe Light Rail-lijnen ontworpen 
          als feeder van de metro. 
          
           
          Foto: (C) Light Rail Atlas/Johan Meijer; Kiev, juli 2000 
           
        Kiev 
          in de Oekraïne bezit een uitgebreid tramnet, stammend uit 1892. 
          Sinds 1979 heeft Kiev echter ook een bescheiden sneltramnet, dat ondanks 
          zijn weinig geavanceerd uiterlijk toch het predikaat Light Rail verdient. 
        De 
          trams van het type T3, gebouwd in Praag, rijden zowel op het stadsnet, 
          als op de Light Rail-lijnen. Voor het gewone publiek maakt het allemaal 
          niet zoveel uit. Zij wachten gewoon op de (volgende) tram. 
          
          Foto: (C) Light Rail Atlas/Johan Meijer; 
          Kiev, juli 2000 
           
        De 
          gemeente zelf zegt het volgende: 
        There 
          is a complicated system of city transportation functioning in Kyiv [Kiev, 
          volgens de officiële spelling; LRA]. The transportation of passengers 
          in the city is done by subway, tramways, trolley-buses and buses as 
          well as by automobiles. In 1991-1996 special attention was paid to the 
          development of such kinds of transport as subway and high-speed tramway 
          [Light Rail; LRA]. 
          The most important part of the transportation network of Kyiv of 
          those built recently is Siretsko-Pecherska subway branch along with 
          the Pivdenniy bridge across the Dnipro river built for both subway and 
          automobiles. 
          In the southern part of the left bank, in Troyeshchina, there is the 
          construction of the first high-speed tramway complex going on, and the 
          branch of this tramway is connecting the largest district of the city 
          with the subway branches and the central regions of the left bank. 
          [echter, voortgang onduidelijk, zie ook verderop; LRA] 
          During the last five years, despite the lack of funds, the pace of 
          the construction of the subway in Kyiv tripled from 1 km to 3 km per 
          year. 
          The big problem for the city is the rapid growth of the number of cars. 
          At the beginning of the year 1997 (according to the Kyiv Municipal Statistics 
          Department) the number of cars compared to the beginning of 1991 increased 
          more than 1.5 times and made 333.5 thousand of cars or approximately 
          127 cars per 1000 people. There is an expanded electric transportation 
          network (26 tramway and 34 trolley-bus lines) that has a lot of problems 
          as well. 
         
           
            
          Foto: (C) Light Rail Atlas/Johan Meijer; 
          Kiev, juli 2000 
         
          Tussen 1967 en 1978 is een light rail-systeem gebouwd. Het vormt een 
          uitbreiding van het bestaande stadsnetwerk in westelijke en zuidwestelijke 
          richting en verbindt een groot nieuwbouwgebied met het centrum van de 
          stad. Het wordt geëxploiteerd met drie lijnen. Lijn 1 (geopend 
          in 1980) begint midden in het centrum (Palats Sportu) en deelt de eerste 
          drie kilometer met enkele conventionele tramlijnen. Aan de rand van 
          het centrum (Pl. Peremogy) begint het eigenlijke Light Rail-traject. 
          Daar is ook de terminus van de versterkingslijn 1K en lijn 3 (geopend 
          in 1979). 
          
          Stads- 
          (grijs) en sneltramnet (rood) Kiev 
          Kaart: (C) Light Rail Atlas, december 2000 
        Het 
          Light rail-systeem heeft een fysieke lengte van circa 14 kilometer dubbelspoor 
          op volledig vrije baan (het totale tramnet heeft een (dubbelsporige) 
          omvang van circa 120 km., situatie 1994). Aan de buitenzijde van het 
          stedelijk gebied splitst de lijn zich in twee takken; lijn 3 rijdt vanaf 
          daar een kilometer rechtdoor, terwijl lijn 1 enkele kilomers in zuidelijke 
          richting rijdt. Een kilometer voor het eindpunt van deze laatste lijn 
          ligt een aftakking naar een remise.  
          
          Foto: (C) Light Rail Atlas/Johan Meijer; Kiev, juli 
          2000 
        Op 
          de spitsing van het systeem passeert zo juist een tramtrein bestaande 
          uit drie Tatra T3's van lijn 3 op weg naar Kil'tseva Doroga. 
          Het traject is sober opgezet. De haltes en viaducten zijn uitgevoerd 
          in onbewerkt beton. De staat van het systeem oogt echter redelijk goed, 
          althans vergeleken met de algehele situatie van het OV in de Oekraïne. 
          Baan, materieel en voorzieningen zijn tenminste voldoende onderhouden. 
           
          Officieel is het Light Rail-systeem nog steeds in aanbouw. Het huidige 
          netwerk zou verlengd gaan worden naar Troyeshchina, een groot stadsdeel 
          in het zuiden van de linkeroever. Over de voortgang van dit project 
          wordt echter al lang niets vernomen. 
          Wel wordt de metro gestaag uitgebouwd, officieel met een tempo van circa 
          1-3 kilometer per jaar. 
          
          Foto's: 
          (C) Light Rail Atlas/Rob van der Bijl; Kiev, 11/12 augustus 2001 
        Terug 
          naar de top van deze pagina. 
          
       |